“Revolutie is geen voetbalwedstrijd van negentig minuten”

Posted by on 26 jan, 2016

Vijf jaar na de Egyptische revolutie van 25 januari 2011 zitten mensenrechtenactivisten gevangen, zijn er rapporten over martelingen verschenen en is de vrijheid van meningsuiting ingeperkt. Zelfs de beroemde Egyptische schrijver Alaa al-Aswany (Het Yacoubian, 2006) publiceert niet meer in eigen land. Onlangs verscheen de vertaling van zijn nieuwste boek De Automobielclub van Cairo. De schrijvende tandarts is somber gestemd – “we zijn verder verwijderd van democratie dan voorheen” – maar heeft de hoop niet verloren: ”We hebben tijd nodig.”

Het Grote Midden-Oosten Platform, 26 januari 2016

Hij maakt makkelijk vrienden in Nederland, en looft het Nederlandse gevoel voor rechtvaardigheid.
“Jullie zijn maatschappelijk betrokken. Wat nieuw is, vergeleken met mijn laatste bezoek, is de vluchtelingenkwestie. In het Europese debat wordt geen onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en overige migranten. Een vluchteling komt uit een oorlogsgebied waar hij zijn leven niet zeker is. Om humanitaire redenen moet hij met familie worden opgevangen tot de oorlog voorbij is, dan teruggaan.

Andere migranten willen naar Europa voor betere leefomstandigheden. Het gastland beoordeelt of het je nodig heeft. Als een Syriër al drie jaar in Egypte heeft geleefd en zijn kinderen daar naar school zijn gegaan, en hij komt dan naar Europa, is hij geen echte vluchteling. Het verwarren van deze termen is schadelijk voor echte vluchtelingen.”

De aanrandingen in Keulen met Oud en Nieuw doen denken aan de seksuele intimidatie op het Tahrirplein tijdens de Egyptische revolutie.

“De aanrandingen op het Tahrirplein waren in scène gezet door de regering om het imago van de revolutie te beschadigen. Ik bivakkeerde er ook tijdens de 18 dagen-revolutie. Een derde van de demonstranten was vrouw. Ze sliepen op straat, er is niet één geval van seksuele intimidatie gemeld. Daarna stuurde het veiligheidsapparaat betaalde knokploegen, baltagiya, om vrouwen lastig te vallen.

“Ik ben als individu ook niet verantwoordelijk voor wat mijn etnische groep doet. Natuurlijk heb je Arabieren die zich vreselijk gedragen, maar je kunt niet zeggen dat alle vluchtelingen verantwoordelijk zijn voor wat er in Keulen gebeurde. Terroristen redeneren op dezelfde manier: Alle westerlingen zijn verantwoordelijk voor misdaden van een handvol Amerikaanse soldaten in de Iraakse gevangenis Abu Ghraib. Rechts in Europa hanteert diezelfde logica, ze mag het terroristen dus niet verwijten als zij beweren dat alle westerlingen aansprakelijk zijn voor de misstanden in het Midden-Oosten.”

De Automobielclub van Cairo vertelt het verhaal van de familie Ga’afar, die als bedienden voor de Britse rijwielclub werken in de jaren veertig als het nationalisme tegen de Britse bezetting in Egypte ontluikt. Niet alleen in de samenleving broeit het, ook in de Automobielclub. Meerdere verhaallijnen verweven zich kleurrijk en gedetailleerd tot een onderhoudende roman van bijna 600 pagina’s. Hoe moeilijk was het deze roman te schrijven?

“Tien jaar geleden had ik De Automobielclub niet kunnen schrijven. Ik voel dat ik als auteur nu op mijn best ben. Recensenten slaan De Automobielclub artistiek gezien hoger aan dan Het Yacoubian. Ik beschrijf nu in twee uur waar ik vroeger een dag voor nodig had.”

U werkt nog steeds als tandarts. Hoe combineert u dat met het schrijverschap?

“Het bijt elkaar niet. Veel schrijvers hadden medische beroepen: Zola, Tsjechov, Duhamel. Medicijnen en literatuur gaan over hetzelfde onderwerp: menselijk leed, pijn. Maar ze hebben een ander doel. De arts probeert menselijke pijn te begrijpen om die te kunnen genezen. De romanschrijver wil menselijke pijn begrijpen om die te kunnen beschrijven. Een moment van pijn is een moment van waarheid. Als je pijn lijdt, ben je jezelf. Ook als belangrijk persoon. Ik geef om mensen, of het nu is door te schrijven of door hun gebit te behandelen.
“Daarnaast moeten veel schrijvers in Egypte een beroep hebben om te kunnen leven. Onze Nobelprijswinnaar Nagieb Mahfoez werkte tot aan zijn pensioen voor de regering. Mijn tandartspraktijk stelt me in staat onafhankelijk te zijn. Ik ben nooit door de Egyptische regering betaald. Ik word betaald door mijn patiënten en mijn lezers.”
“Een gebruikelijk spel in een dictatuur is dat het ministerie van Cultuur intellectuelen koopt. Je wordt benoemd op een post in een aantal comités die nooit iets zullen produceren. Je krijgt je salaris, zolang je maar je mond houdt.”

Dat werkt niet met een tandarts die zijn patiënten vraagt hun mond te openen.

Al-Aswany schatert het uit. “Ja, dat kan je zo zeggen.”

Hoe staat Egypte ervoor, vijf jaar na de revolutie?

“Ik ben niet blij, we hebben het oude regime terug. Er zitten activisten in de gevangenis, de politiestaat is prominenter aanwezig dan tevoren, er zijn rapporten over martelingen en doden in gevangenissen en er is minder vrijheid van meningsuiting dan onder Moebarak. Ik heb dat aan den lijve ondervonden. Sinds vijftien maanden tolereert het regime mijn artikelen niet langer. Ik schrijf voor buitenlandse media: La Republica, Financial Times, New York Times. We zijn verder verwijderd van democratie dan voorheen.”

Wat gaat goed?

“Als een heerser ondemocratisch is, kan ik me niet concentreren op iets positiefs. De geschiedenis wijst uit dat een dictatuur altijd tot grote problemen leidt, zelfs als er sprake is van goede prestaties. Nasser was een groot leider én de grondlegger van de Egyptische dictatuur. Hij verbeterde het onderwijs, schiep banen voor de armen, maar na zijn overlijden stortte alles in omdat er geen democratisch systeem was dat zijn prestaties kon voortzetten.”

Maar er zijn toch wel positieve ontwikkelingen?

“We hebben geleerd dat een heerser veel zwakker is dan we dachten. Het volk was in staat in drie jaar tijd twee presidenten in de gevangenis te krijgen. We hebben ook geleerd dat je religie van politiek moet scheiden. Het volk weet nu dat de moslimbroeders, net als andere politici, alles doen om aan de macht te komen en dat ze religie gebruiken voor politieke doeleinden. Al deze zaken waren voorheen niet duidelijk in de hoofden van Egyptenaren.”

Hoe is de samenleving veranderd?

“De revolutie heeft geen politiek resultaat gehad, maar heeft wel mensen veranderd. Ze biedt een nieuwe wereldvisie. Nu kun je in de samenleving reactionaire en revolutionaire visies onderscheiden. Voor de revolutie was het wahhabisme populair, nu geloven veel Egyptenaren dat religie iets persoonlijks is, niet van de staat. Ook salafisten hebben minder aanhang, terwijl sommige sjeiks vroeger erg populair waren. Politieke resultaten komen wel, we hebben tijd nodig.”

Hoeveel tijd?

“De revolutie is geen voetbalwedstrijd van negentig minuten. Tijdens een wedstrijd kun je in de 88ste minuut zeggen: ‘Je hebt verloren’. Je kunt niet vijf doelpunten scoren in twee minuten. Kijk naar de Franse en de Russische revolutie: ook die hadden tijd nodig. Bij de Fransen was er een tegenrevolutie: het oude regime kwam weer aan de macht, iedereen werd uitgemoord, jarenlang chaos. Uiteindelijk bereik je je doel. Natuurlijk stoor ik me aan de huidige ontwikkelingen, maar ik blijf erg optimistisch.
“De revolutie is door de jeugd tot stand gebracht. Nu kun je in één en hetzelfde huis twee verschillende meningen aantreffen: die van de ouders en die van de jongeren. Zestig procent van de Egyptenaren is onder de veertig, zij hebben de toekomst.”

Jongeren zijn gefrustreerd.

“Natuurlijk. We hebben ons verlost van religieuze fascisten, maar hebben het oude regime ervoor teruggekregen. De jeugd heeft kameraden in de cel zitten. Er geldt een protestwet: schrijf iets op een stuk papier, en je kunt voor tien jaar de gevangenis in. Veel jongeren proberen het land te verlaten. Ik probeer ze ervan te overtuigen dat frustratie erbij hoort.”

De ontwikkelingssector en de civil society staan onder grote druk onder Sisi.

“Het idee van een civil society kan nooit helder zijn onder een dictatuur. Nu worden revolutionairen er in de media van beschuldigd dat ze agenten zijn die buitenlands geld aannemen. Ook NGO’s hebben het bijzonder zwaar.

“Susan Moebarak, echtgenote van de toenmalige president, was een boegbeeld van het maatschappelijk middenveld. Ze organiseerde prachtige evenementen, waar iedereen in vijfsterrenhotels over democratie, burgerschap en feminisme praatte. Dat was een toneelstuk. Zonder democratie bereik je geen gevoel van burgerschap. Het staatsonderwijs is slecht, de gezondheidszorg rampzalig. Hoe selecteer je een minister van Onderwijs? Vanwege zijn efficiëntie? Nee, om zijn loyaliteit. Daarmee kun je geen democratie bouwen. Eerst een regime change.”

Welke balans maakt u op, vijf jaar na de ‘Arabische Lente’?

“Een smetteloze revolutie, waarbij alle gevolgen zijn ingecalculeerd, bestaat niet. Alleen in Tunesië heeft de revolutie tot democratie geleid. Iedereen speelt een spel: in Libië, Syrië en Irak. Ik houd westerse en Arabische regeringen verantwoordelijk voor het lijden van de mensen in die landen.”

Welke bijdrage kan Europa leveren?

“Geen. Mensen die zich onbehaaglijk voelen onder de vluchtelingenstroom in Europa moeten zich afvragen of hun regeringen voldoende doen om een oplossing te bereiken zodat inwoners terug kunnen naar hun eigen land. Jullie regeringen praten mooi over principes, maar interesseren zich alleen voor hun eigen belangen. Ik vertrouw op intellectuelen, die waren ook tijdens de revolutie solidair. Westerse regeringen kunnen helpen door zich verre te houden van het conflict. Iedereen voedt het conflict, en wie betaalt de prijs? De arme bevolking. Laat ze zelf een oplossing vinden, dat is nooit gebeurd.”

Werkt u alweer aan een nieuw boek?

“Ja, het is het verhaal van de revolutie. Het heet: The republic as if. Het idee erachter is dat in een dictatuur alles eruit ziet alsof het echt is, maar het is nep. Als je geduld hebt, zal je zien of het qua onderwerp dichter bij Het Yacoubian komt of niet.”

Een laatste kwinkslag: Do you need patience or patients?

Al-Aswany schatert het opnieuw uit en bedankt voor het gesprek.