Waarom kortzichtigheid ten aanzien van Libië de grootste bedreiging vormt voor Europa’s stabiliteit

Posted by on 21 sep, 2017

Muurgraffiti in Tripoli na de revolutie in 2013. © Nicolien Zuijdgeest

Sinds de Europese Unie (EU) aan den lijve ervaart dat er migranten arriveren op haar oevers, wordt het internationale beleid ten aanzien van Libië gedefinieerd door kernwoorden als ‘anti-terreur’ en ‘anti-migratie’. Een pleidooi voor langetermijnplanning.

Het Grote Midden-Oosten Platform en Genderplatform Wo=Men, 21 september 2017

Onlangs domineerde Italië de media met zijn beleid om de migrantenstroom richting Europa te stoppen door Libische milities om te kopen. Een week eerder kondigde het Verenigd Koninkrijk aan 9 miljoen pond uit te trekken om terrorisme in Libië te bestrijden. Deze koppen hebben twee gemene delers: ‘anti-terreur’ en ‘anti-migratie’.

Interventiemissie
Recente gesprekken in een aantal Europese landen over een interventiemissie in Libië moeten in deze context worden geplaatst. Enkele ministeries van Defensie binnen de EU durven van de gebaande paden af te wijken door niet-militaire vakexperts, strategen en maatschappelijke organisaties uit te nodigen om ideeën en ervaringen uit te wisselen in de planningsfase van een mogelijke missie.

Deze ‘geïntegreerde aanpak’ is uniek, maar voor het maatschappelijke middenveld niet zonder risico. Wanneer NGO’s deel gaan uitmaken van een geïntegreerde aanpak, worden ze gemakkelijk medeverantwoordelijk, met een minder kritische houding als mogelijk gevolg. In een voorgaande gespreksronde, eerder dit jaar, toonde een ministerie van Defensie aan dat de lobbystrategie al rond was, terwijl het strategische doel onduidelijk bleef. Een alomvattende aanpak is gebaat bij transparantie. Zonder heldere doelstelling heeft een interventiemissie minder kans van slagen.

NAVO-missie reactief
Doelstellingen als het tegengaan van migratie, terreurbestrijding of stabilisering van Libië zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar vereisen uiteenlopende benaderingen die lastig te verenigen zijn. Het rapport Libië: Onderzoek van interventie en instorting en de toekomstige politieke opties van het Verenigd Koninkrijk (2016-17) van de Commissie Buitenlandse Zaken van het Britse Lagerhuis evalueerde de Britse interventie in Libië als onderdeel van de grotere NAVO-interventie in 2011. Eén conclusie luidde dat ‘de interventie reactief was en geen actie omvatte die een strategische doel nastreefde’.

Het rapport van het VN-Panel of Experts van afgelopen juni maakt inzichtelijk hoe complex de conflicten in Libië verweven zijn met de georganiseerde misdaad. Is er voldoende substantieel bewijs dat een interventie in Libië nu beter is voorbereid dan in 2011? Hoe effectief kan Europa eigenlijk zijn, rekening houdend met de veel verder reikende invloed van de Golfstaten in de regio? Daarbovenop trekken onderzoekinstituten de effectiviteit van 15 jaar Amerikaanse terreurbestrijdingsinitiatieven in de Sahara- en Sahellanden in twijfel, en laten de Verenigde Staten en Rusland nog in het midden wat hun koers zal zijn ten aanzien van Libië.

Pogingen om één nationaal leger op te bouwen zijn nooit van de grond gekomen. © Nicolien Zuijdgeest

Het islamitische kalifaat is uiteen gevallen, toch is het échte gevecht nog maar net begonnen. Islamitische terreurgroepen en hun individuele aanhangers zijn een symptoom van een staat in crisis. De sociaal-politieke omstandigheden die de groei van Islamitische Staat bespoedigden, bestaan ​​nog steeds. De organisatie ‘verslaan’ betekent niet dat het probleem is opgelost.

Terrorismebestrijding met militaire middelen is een kortetermijnoplossing, symptoombestrijding waarbij grondoorzaken onvoldoende worden aangepakt. Wetenschappers, journalisten en onderzoekers hebben al lang en breed aangetoond dat de oorzaken van terrorisme overwegend sociaaleconomisch zijn in plaats van religieus. Dit perspectief moet in elke benadering van de regio een prominente plaats innemen.

Migratie
De beleidsmatige nadruk op het tegengaan van migratie is ook reactief. Buitenstaanders die de dagelijkse realiteit in Libië niet kennen, krijgen via de media de indruk dat het land wordt overspoeld door migranten. Migratiestromen vanuit centraal Afrika en de Sahara naar Libië bestaan echter al eeuwen. Daar valt en viel geld aan te verdienen, en dat deden Libiërs dus al onder Gaddafi’s heerschappij, als ze de kans kregen, alleen was het toen wat strakker gereguleerd.

Zonder economisch alternatief, zonder stabiele staat en rechtsstaat, zorgen de Italiaanse anti-migratiemaatregelen er alleen maar voor dat de druk verschuift naar westelijke migratieroutes, zoals Spanje nu al enkele weken ervaart.

Een andere realiteit die Europa niet wil zien is dat de Libische bevolking dringend behoefte heeft aan hulp en basisvoorzieningen. Het overgrote deel van de internationale financiering is gericht op anti-terreur en anti-migratieprojecten, er is maar weinig geld bestemd voor zaken die de Libische samenleving op de lange termijn vooruit helpen. Des te spijtiger dat Europese nationale begrotingen voor ontwikkelingssamenwerking onder druk staan, terwijl de veiligheids- en defensiebudgetten groeien.

Probleemeigenaar
De huidige tendens onder Europese politieke partijen en regeringen is om bestaande problemen aan Libië en andere Afrikaanse staten uit te besteden. De EU is probleemeigenaar geworden, en financiële voordelen gaan naar Afrikaanse regeringen die verzuimen hun burgers diensten te verlenen die gelijke kansen en rechten op vooruitgang dichterbij brengen.

Het sociaal-politieke klimaat in Europa is gericht op het bouwen van muren. Migranten zijn niet altijd te definiëren als asielzoeker, of als vluchteling: ze richten zich op het meest gunstige sociaaleconomische perspectief op de lange duur. Europa zou aan deze lange termijn ‘ambities’ een voorbeeld kunnen nemen. Hoe hoog is de prijs die de EU wil betalen voor de uitverkoop van haar waarden?

Wandversiering bij een onderwijsinstelling in Tripoli in 2014. ©Nicolien Zuijdgeest

Libiërs zelf lijken grotendeels buiten beschouwing te worden gelaten. Het schadelijkste effect van deze internationale focus op het stoppen van migratie en terreur is dat lokale netwerken en grass roots-organisaties hierdoor niet efficiënt en productief kunnen opereren. Het zijn juist deze organisaties die weten wat nodig is en ondersteuning geven aan burgers, daar waar de Libische overheid het allang laat afweten.

Een 54-jarige psycholoog die voor een NGO in Benghazi werkt, merkt op dat het aantal verzoeken van individuen en groepen om psychosociale ondersteuning bij huiselijk of seksueel geweld in vier jaar is gestegen. ‘Het geweld uit de samenleving is nu ook onze huizen binnengedrongen.’ Een jonge scout uit Oost-Libië zegt: ‘Wij scouts zijn onontbeerlijk bij de verdeling van humanitaire goederen. Ook trainen we kinderen hoe ze zichzelf psychosociale zorg kunnen geven.’

Krimpende ruimte
Een directeur van een onderwijscentrum in Tripoli: ‘Wij trainen vrouwen in eerste hulp en vaardigheden voor verpleegkunde, aangezien buitenlandse verpleegsters Libië hebben verlaten, waardoor er een tekort aan medisch ondersteunend personeel is ontstaan.’ Een vrouwelijke ondernemer zegt: ‘Het is moeilijk geld verdienen als de economie aan de grond zit. Toch zet ik bewust lokale en regionale gastarbeiders in om zo de private sector een beetje te stimuleren.’

De kortzichtigheid van Europa belemmert deze lokale organisaties op twee manieren. Het eerste obstakel is de toegang tot middelen. Inflatie en geldgebrek bij banken zorgen ervoor dat NGO’s salarissen niet meer kunnen opnemen. Anti-terreurmaatregelen in de financiële sector creëren nog meer obstakels voor overboekingen, waardoor NGO-medewerkers voor geldtransporteurs worden en daarmee een doelwit van criminelen.

Wie vertegenwoordigt wie?
Het tweede obstakel is het gebrek aan veiligheid en recht. Activisten, vrouwen in het bijzonder, ervaren steeds minder bewegingsvrijheid en toenemende reisbeperkingen. Dat plaatst hen nóg verder aan de zijlijn bij vredesbesprekingen, die doorgaans in het buitenland plaats vinden. Een vrouwenrechtenactivist uit het gemarginaliseerde oosten: ‘Het westen van Libië is oververtegenwoordigd bij vredesbesprekingen vergeleken met Libiërs uit het oosten. Het handvol aanwezige vrouwen vertegenwoordigt mij niet. Wie vertegenwoordigt wie in Libië?’

Na meer dan 40 jaar heerschappij van Gaddafi is de Libische samenleving achtergelaten met een erfenis die verstoken is van politiek bewustzijn. Het politieke landschap van 2012 was onvolwassen. Een belangrijke hindernis was het bereiken van consensus in een wetgevende macht waar 120 van de 200 leden onafhankelijk zijn. De huidige drie wanna-be regeringen en de talrijke milities die concurreren om macht en middelen maken duidelijk dat het aan politieke ambitie niet ontbreekt.

Toch hebben mensen met een afwijkende mening, of die nu religieus, politiek of sociaal zijn, het steeds moeilijker. Het Libische maatschappelijke middenveld krijgt allengs minder ruimte, terwijl zijn diensten harder nodig zijn dan ooit.

Protestplakkaat van 2014 dat zich afzet tegen gewapende milities.
© Nicolien Zuijdgeest

Het is van groot belang fouten als in 2011 te voorkomen. De EU verwelkomde de NAVO-interventie in Libië van 2011 om de rebellen te steunen in de strijd tegen Gaddafi. Er was geen langetermijnvisie om het land na zijn val te stabiliseren, geen structurele steun voor institutionele opbouw. Als Europa echt een verschil wil maken, moet het naar het grotere geheel kijken. En gehoor geven aan de oproep van VN-gezant Salamé dat niet ieder EU-land bilateraal een oplossing voor het Libische conflict nastreeft.

Als middelen het twistpunt zijn in een conflict, help dan een eerlijke verdeling van de olie-inkomsten tussen de Libische regio’s tot stand te brengen. Als de informele oorlogseconomie bloeit, bestaat er dan ook een alternatief waarvan de bestaande partijen kunnen profiteren? Als de bevolking al jaren vraagt om een nationaal leger en politieapparaat, investeer dan in de opbouw daarvan.

Als je geen vrede heb bereikt met de gebruikelijke bondgenoten, vraag je dan af wie minder voor de hand liggende bondgenoten zijn. Wie zit er niet aan de onderhandelingstafel die er wel zou moeten zijn? Verandering mag je verwachten van een generatie die het minst geïnfecteerd is door Gaddafi’s staatssubsidies: de jeugd.

Geen blauwdruk
Libië is niet geholpen met een blauwdruk. Chaos kan worden ingetoomd door een structuur, een van binnenuit opgebouwd kader. Verandering heeft tijd nodig, en degelijke plannen vereisen een langetermijnvisie. Deze moeten gaan over gelijke toegang tot middelen, kansen, veiligheid en rechtvaardigheid.

In ‘fluïde’ conflicten is het beter niet alleen vrede te sluiten met de partijen die over wapens beschikken en zo hun legitimiteit proberen af te dwingen. Het is zaak de bevolking ,die doorgaans veel gematigder is, aan je kant te krijgen. Betrek alle actoren ter plekke, begin met meer dan de helft van de Libische bevolking: vrouwen en jongeren. Onwaarschijnlijke bondgenoten bieden de beste kans op verandering.